Een wandeling door Sneek    Cees Veenstra

Op een dag stond ik in het hart van Sneek, waar ik wat in de rondte keek.
Ja, het was op het Schaapmarktplein, een leuke plek om daar te zijn.
 Ik zag toen even richting Grootzand- en dacht, daar is wat aan de hand.
Wat gedoe bij de een of andere tent, maar ik liep door naar het Hoogend.
Daar hoorde ik wat klok- geklingel, ‘t kwam van de ‘Martinus’ aan de Singel.
Ik raakte daar even aan de praat, liep toen verder langs de Hooiblokstraat.
Op de kruising aan de rechterkant, kon je afslaan naar het Kleinzand.
Toch liep ik verder en ja kijk: daar kwam ik bij de Oosterdijk.
Helaas was het daar erg druk en vol, dus maar naar de Gedempte Pol.
Daarna kwam ik toen al heel vlug bij de Koninginnebrug.
Ik voelde mij als een nomade, sloeg linksaf,  Prins Hendrikkade.
Maar daarmee had ik wel wat  pech, want wat was dat een lange weg.
Op het eind rechtsaf had daar geen zin, dus ging ik de linker straat maar in.
In deze straat was naar het bleek, rechts achteraan de Bibliotheek.
Dat kwam mooi uit, want in wezen had ik thuis niks meer te lezen.
Daarom dacht ik goed bij zinnen, ik wip hier toch maar even binnen.
Nadat ik wat lectuur had uitgezocht, vervolgde ik maar weer mijn tocht.
Het werd al weer een beetje laat, dus maar door de Kruizebroederstraat.
Daar kwam ik op het kruispunt aan en ben daar maar rechtsaf gegaan.
Deze Kerkstraat doorgelopen, kwam er een straat erg ruim en open.
Op een hoek zag ik nog vaag, contouren van de oude Waag.
Nu zag ik mensen binnen lopen om er een warme hap te kopen.
Veel terrassen, modern en hip, maar… ik liep door, nu naar de Wip.
Het is niet moeilijk om te raden, dat ze daar ooit kaas en boter laden.
Ook zag ik in het grachtenwater, de weerspiegeling van het vorig theater.
Ik was op het Leeuwenburg aangeland, eens een oord voor gegoede stand.
Maar, dat was dus in het verleden, ik  was bezig met het heden.
Daarom liep ik maar heel vlug, naar waar eens was:  De Eierbrug.
Nu zie je daar nog maar alleen, een overkluizing  van veel steen.
Toen dacht ik eventjes, ó heden, wat was hier ooit een rijk verleden.
Maar ook denk ik dan iedere keer… ja, dat was!, dat komt niet weer.
Inmiddels had ik veel gelopen, de tijd die was echt omgeslopen.
En: Ik heb het niet verzonnen, maar stond weer waar ik was begonnen.
Ik zag nog even richting Wip, een stille boel, er was geen kip.
Ook op het pleintje werd het stil en bovendien werd het erg kil.
Daarom vond ik het zoetjes aan, tijd om maar weer naar huis te gaan.